De houtachtige vaste brandstof kan een variabel vochtigheidspercentage bevatten dat, gedurende de bedrijfscyclus van de generator, wordt omgezet in stoom in de verbrandingskamer. 
Deze waterdamp creëert bij contact met koude oppervlakken een condensatielaag die, in combinatie met verbrandingsafval en roet, een incrustatielaag vormt die zeer ontvlambaar is, schadelijk is voor de integriteit van de generator zelf en tevens de efficiëntie ervan beperkt.
De anticondensatieklep houdt de wanden van de generator op een zo hoog mogelijke temperatuur, waardoor dit verschijnsel wordt beperkt en de efficiëntie van de verbranding wordt verbeterd. Voor de juiste dimensionering is het echter essentieel het debiet te kennen dat erdoor moet passeren. Op die manier is het mogelijk om het drukverlies te bepalen dat dit in het circuit genereert en de verenigbaarheid ervan met de prevalentie van de circulatiepomp na te gaan.
Op basis van de informatie van de fabrikant van de verwarmingsketel wordt de meest geschikte sensor gekozen, rekening houdend met het feit dat de bypass sluit wanneer de uitgangstemperatuur van het ventiel ten minste 10° C hoger is dan die bij de kalibratie van de sensor. Bijvoorbeeld, in een ventiel gekalibreerd bij 60° C zal, totdat de temperatuur in contact met de sensor niet de kalibratietemperatuur bereikt, een deel van het vloeistof rechtstreeks worden gerecirculeerd naar de verwarmingsketel (1). Zodra de aanvoertemperatuur Tset heeft bereikt, gaat de bypass dicht en wordt het systeem (2) ingeschakeld. Pas wanneer de retourtemperatuur 70° C bereikt (3), wordt de bypass volledig gesloten en zorgt de generator uitsluitend voor het inschakelen van het systeem (4).
